Testen op primaten: onvermijdelijk of onnodig?

Er worden per jaar alleen al in de EU 12 miljoen dieren gebruikt voor dierproeven. Hiervan zijn 10,000 (niet-menselijke) primaten – denk aan apen. Elk jaar worden er in totaal in de wereld meer dan 100,000 apen gebruikt voor biomedische onderzoeken. Hun genetische overeenkomsten met die van ons maken ze de perfect passende kandidaten voor het veilig testen van nieuwe medicijnen, voor het bestuderen van besmettelijke ziektes of het brein. Maar diezelfde gelijkenissen met mensen roepen ook specifieke ethische vragen op over het gebruik van deze primaten voor ónze wetenschappelijke experimenten.

Zijn er alternatieven voor het gebruiken van non-menselijke primaten binnen dit soort onderzoeken? Is het mogelijk dat we deze apen helemaal niet meer gebruiken, hen helemaal met rust zouden laten? Het is een feit dat er belangrijke medische ontdekkingen worden gedaan door het testen op apen. Maar toch moeten we ons serieus afvragen of dit het waard is. Waarom is het voor ons toegestaan om andere levens in te zetten om de onze te redden?

De zogenoemde ‘niet-menselijke’ primaten worden tegenwoordig alleen ingezet als er echt geen ander alternatief is. Nou is de vraag nog maar hoe goed er gezocht wordt naar een alternatief. Ze worden vooral gebruikt voor het veilig testen van farmaceutische producten en apparaten, maar ook voor fundamentele research in de biologie en voor research en de ontwikkeling van medische producten.

Deze dieren worden speciaal gefokt in gevangenschap, soms voor verscheidene generaties. Dieren die speciaal gefokt zijn voor onderzoek geven vaak meer accurate resultaten dan uit de natuur geplukte primaten. Pas als er iets mis is gegaan bij de inteelt grijpt men als tweede keuze maar naar de wilde dieren. Om natuurinstanties van zich af te slaan en toch nog enige vorm van menselijkheid te tonen wat betreft het welzijn van de dieren, zijn er de afgelopen jaren enorme bedragen uitgegeven aan het  verbeteren van de huisvesting van deze proefdieren.

Maar de vraag resteert: is er een alternatief? Er zijn methodes die de experimenten kunnen ondersteunen en het aantal dieren voor een deel zou kunnen vervangen, maar nog niet compleet. Wat wel is aangetoond is dat het aantal proefdieren op z’n minst voor de helft verminderd kan worden. In de gevallen van farmaceutische proeven (denk aan vaccinates voor het verbeteren van het immuunsysteem) moeten primaten vervangen kunnen worden voor genetisch gemodificeerde knaagdieren.

In het zoeken naar vaccinaties naar HIV, hepatitis C en malaria worden eerst tests gedaan op bijvoorbeeld muizen of alleen cellen. Dit soort testen geven een goed inzicht in de celmechanismen, maar uiteindelijk geven ze geen overzichtelijk geheel van de invloed die het heeft op een groter lichaam. Daarom zijn experimenten op primaten nog steeds nodig. Dit geldt ook voor het testen van transplantaties, die moeten ook uitgevoerd worden op grotere, compactere lichamen die op de onze lijken.

Wat betreft bepaalde onderzoeken naar bijvoorbeeld het brein is er een ander alternatief: namelijk de technologie die ons te hulp kan schieten. We worden steeds handiger met computers en het wordt steeds makkelijker om breinen te simuleren en ziektes te onderzoeken. Helaas is hier nog te weinig geld voor en zijn we nog niet ver genoeg ontwikkeld om ons totaal los te wrikken van het gebruik van proefdieren.

Het gebruik van muizen en in het laboratorium gekweekte cellen zijn dus alternatieven, maar gaan niet voor alle soorten experimenten op. De vraag is maar of deze dieren ooit echt vrij kunnen zijn, zolang wij ze nodig hebben. Het eigenbelang gaat ergens dus toch voor, ondanks de alternatieven.